Een ondernemersfonds is een gezamenlijke instelling van ondernemers in een gebied (gemeente, dorp, bedrijventerrein e.d.) die het mogelijk maak bijzondere initiatieven te realiseren en om free-rider gedrag van ondernemers te beperken. De middelen uit het fonds zijn min of meer vrij besteedbaar, en alle ondernemers dragen bij aan het fonds middels een verplichte heffing via de onroerendezaakbelasting of reclamebelasting. De middelen van het fonds worden veel al besteed in overleg met de betrokken ondernemersvereniging(en ).
De fiscaliteit van een ondernemersfonds wordt bepaald door de betrokken ondernemers en door de uitgaven. Als ondernemers gezamenlijk uitgaven doen dan zijn de kosten van de winst aftrekbaar. De kosten van het fonds worden nu bij de ondernemers als gemeentelijke belasting geheven. Die belasting is gewoon aftrekbaar. Voor de inkomsten- of de vennootschapsbelasting is dit verder geen bijzonder probleem. De omzetbelasting is evenwel een andere uitdaging. Het fonds als zodanig is geen ondernemer voor de omzetbelasting. Toch geeft ze namens de ondernemers middelen uit die "ware deze door de ondernemers gedaan" in veel gevallen tot verrekening van de voorbelasting zou leiden. De Staatssecretaris van Financiën heeft er een besluit over genomen. In dat besluit wordt aan de fondsen dezelfde mogelijkheden gegeven als aan ondernemersverenigingen.
Tax Consult Network heeft ruime ervaring in het begeleiden van deze problematiek. De ervaring leert dat er meer mogelijk is met een goede registratie en aanpak. Kortom wij helpen u graag.
Voor de geïnteresseerden hierbij de relevante teksten uit het meest recente besluit.
Omzetbelasting, aftrek van omzetbelasting
Geldend van 15-12-2020 t/m heden
5.2.6.1. Ondernemersverenigingen
Ondernemersverenigingen (zoals winkeliersverenigingen en brancheorganisaties) zijn niet steeds voor al hun activiteiten (waaronder de belangenbehartiging van hun leden) als ondernemer te kwalificeren. Dit kan tot gevolg hebben dat btw die drukt op de aan deze (niet-ondernemers) activiteiten toerekenbare aangeschafte goederen en diensten niet in aftrek kan worden gebracht. Dit terwijl de kosten hiervan in feite (veelal via contributies) worden gedragen door (ook in die kwaliteit handelende) ‘leden-ondernemers’. Dit zou er toe leiden dat samenwerkende, aftrekgerechtigde ondernemers een btw-druk ervaren die zij niet zouden ondervinden als de goederen en diensten rechtstreeks aan hen zouden worden geleverd. Deze vorm van cumulatie acht ik ongewenst. Ik keur daarom op grond van artikel 63 van de AWR het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat ondernemersverenigingen de aan hen in rekening gebrachte btw in aftrek brengen. Ik verbind hieraan de volgende voorwaarden.
Voorwaarden
- De goedkeuring geldt alleen voor verenigingen die de zakelijke belangen van ondernemers behartigen en waarbij uitsluitend ondernemers en/of ondernemersverenigingen zijn aangesloten. Met ingang van 1 januari 2020 geldt dat voor de toets of uitsluitend ondernemers/ondernemersverenigingen zijn aangesloten, relevant is dat de (rechts)personen die een formele binding hebben met de vereniging en die (direct of indirect) gehouden zijn om een financiële bijdrage te voldoen, uitsluitend bestaan uit ondernemers.
- Alleen die btw komt voor aftrek in aanmerking die niet toerekenbaar is aan prestaties waarvoor de vereniging kwalificeert als ondernemer (belast dan wel vrijgesteld bijvoorbeeld ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel u, van de wet. Dit laat uiteraard onverlet dat een organisatie recht op aftrek heeft van btw die toerekenbaar is aan belaste ondernemingshandelingen.
- De btw is alleen aftrekbaar voor zover de kosten voor de hieraan toerekenbare goederen en diensten feitelijk worden gedragen door de aangesloten ondernemers;
- De aangesloten ondernemers zouden de btw in aftrek kunnen brengen als de goederen en diensten rechtstreeks aan hen geleverd zouden worden. De vereniging dient dit (zowel het recht op aftrek als de groep van ondernemers die het betreft) ten genoegen van de inspecteur aan te tonen. Als verdeelsleutel geldt het percentage dat wordt verkregen door het aantal aftrekgerechtigde leden-ondernemers uit te drukken in een percentage van het totaal aantal leden-ondernemers.
5.2.6.2. Bedrijven Investeringszones (BIZ-stichtingen)
BIZ-stichtingen zijn stichtingen opgericht door ondernemersorganisaties, bijv. winkeliersverenigingen, met het oog op toepassing van de Experimentenwet Bedrijven Investeringszones (vanaf 1 januari 2015 de Wet op de bedrijveninvesteringszones). Een gemeente kan op grond van deze wetgeving, na het akkoord van een meerderheid van de betrokken ondernemers, aan hen een specifieke heffing opleggen. De opbrengsten daarvan worden door de gemeente ‘doorgeschoven’ naar de BIZ-stichting. De BIZ-stichting wendt die middelen vervolgens aan voor verbetering van een winkelgebied of een bedrijventerrein.
De situatie kan zich voordoen dat de BIZ-stichting bij de aanpassing van het winkelgebied of het bedrijventerrein werkzaamheden verricht in de openbare ruimte die feitelijk tot het takenpakket van de gemeente behoren (bijvoorbeeld het [laten] aanbrengen/aanpassen van bestrating op de openbare weg). Het is voorstelbaar dat de BIZ-stichting daardoor als ondernemer kwalificeert en aldus mogelijk een met btw belaste prestatie verricht aan de gemeente. De hieraan toerekenbare voorbelasting komt dan op de gebruikelijke wijze bij de BIZ-stichting voor aftrek in aanmerking.
Het is echter ook mogelijk dat de BIZ-stichting (ten opzichte van de gemeenten of derden) ter zake niet als ondernemer handelt. Gelet op het bijzondere karakter van de BIZ-stichtingen keur ik voor die gevallen goed dat zij eveneens, onder dezelfde voorwaarden, de faciliteit mogen toepassen zoals hiervoor genoemd voor ondernemersverenigingen.
Dit kan ook gelden voor zogenoemde ondernemersfondsen die zich alleen in zoverre onderscheiden van de BIZ-stichtingen dat hun oprichting niet is terug te voeren op de Experimentenwet Bedrijven Investeringszones. De hier bedoelde ondernemersfondsen verkrijgen de benodigde financiële middelen van de betrokken gemeenten die op hun beurt die middelen verkrijgen via de opbrengsten van een gemeentelijke heffing in de vorm van bijvoorbeeld een reclamebelasting of opslag op de onroerendezaakbelasting.